Bij zowel nieuwe als bestaande bouw worden er eisen gesteld aan de toegankelijkheid van openbare gebouwen voor mensen met een beperking. Vanwege de implementatie van het VN verdrag voor rechten van de mens, zijn de richtlijnen hiervoor in de laatste jaren flink aangescherpt. Er zijn verschillenden Europese normen die hier over gaan, zoals bijvoorbeeld NEN-ISO 21542 , in Nederland gaat men vaak uit van het Bouwbesluit 2012. Specifiek voor mensen met een functie beperking wordt hier het volgende over geschreven:
- Ten minste een route tussen de openbare weg en een toegang die loopt over een weg, pad of steiger met een breedte van tenminste 1,1m en een hellingbaan bij een te overbruggen hoogteverschil van meer dan 0,02m.
- Een doorgang waardoor een in het eerste lid bedoelde route voert heeft een vrije breedte van ten minste 0,85 m en een vrije hoogte van ten minste 2 m.
In het Bouwbesluit gaat men uit van de minimale vereisten. De internationale standaarden worden steeds strenger en ook in Nederland worden er bepaalde keurmerken verstrekt voor de mate waarin toegankelijkheid van gebouwen is geregeld. Om aan deze eisen te voldoen is er in Nederland de Integrale Toegankelijkheid standaard (ITstandaard).
Wat is de Integrale Toegankelijkheidsstandaard (ITs)?
De Integrale Toegankelijkheidsstandaard is een internationaal erkende standaard voor toegankelijk bouwen. Deze standaard sluit volledig aan op nationale standaarden zoals het Bouwbesluit, NEN 1814 en internationale ontwikkelingen zoals de NEN-ISO 21542. Ook wordt deze standaard gezien als de Nederlandse variant op de American Disabilities Act (ADA) en de Engelse Disability Discrimination Act (DDA). In de ITstandaard wordt er specifiek over hellingbanen en de bijbehorende leuning gesproken. Wij lichten dit gedeelte nader toe.
Zoals eerder gezegd dient er bij openbare gebouwen altijd een voorziening te zijn om deze toegankelijk te maken voor mensen met een functie beperking. Bij een te overbruggen hoogteverschil dient er dan een hellingbaan en/of trap aanwezig te zijn.
Ook voor de leuning bij een hellingbaan een trap gelden specifieke richtlijnen qua plaatsing en maatvoering.
In de ITstandaard worden deze richtlijnen omschreven, wij hebben deze voor u samengevat.
Richtlijnen voor hellingbaan
Een hellingbaan is bedoeld voor het overbruggen van niveauverschillen tussen de 20mm en 1m. De ITstandaard stelt daarbij de volgende randvoorwaarden:
- Hellingen vanaf 1:25 (4%) en flauwer worden op basis van de ITstandaard niet als helling geïnterpreteerd, maar als "vals plat". Voor deze hellingen bestaan geen criteria in de ITstandaard.
- Onder niveauverschil wordt verstaan de totaal te overbruggen hoogte.
- Combinaties van trappen en hellingbanen (zogenaamde "stramps") worden op basis van de ITstandaard als niet toegankelijke elementen gezien en kunnen daarom alleen worden toegepast indien er binnen 50m een bereikbaar en bruikbaar alternatieve hoogteoverbrugging (d.w.z. een trap en hellingbaan/lift) aanwezig is, die wel aan de ITstandaard voldoet.
Daarnaast dienen niveauverschillen die met een hellingbaan worden overbrugd, ook kunnen worden overbrugd door een toegankelijke trap binnen 50m van de hellingbaan. Indien de locatie van de hellingbaan bij de trap niet zichtbaar is, dient er een verwijzing te worden aangebracht.
Eisen voor uitvoering
Helling ten opzichte van niveauverschil:
- 2 tot 5cm - helling 1:6
- 5 tot 10cm - helling 1:10
- 10 tot 25cm - helling 1:12
- 25 tot 50cm - helling 1:16
- 50 tot 100cm - helling 1:20
De vrije breedte over de gehele lengte van de hellingbaan moet minimaal 120cm zijn.
Boven en onder de hellingbaan een gebruiksvlak van 120 x 150cm (150 x 150cm indien men moet draaien).
Bij een niveauverschil groter dan 25cm ten minste 1 leuning op 85 tot 95cm vanaf het hellingvlak.
Leuning dient in alle richtingen een belasting aan te kunnen van 500 newton.
Bij een hoogteverschil van 5 tot 50cm dient een afrijdbeveiliging aangebracht te worden in de vorm van een opstaande rand van ten minste 5cm. Bij hoogteverschillen van 50 tot 100cm een borstwering van ten minste 90cm.
Uitrustplek met horizontaal vlak van minimaal 150cm bij meerdere aansluitende hellingen voor hoogteverschil van maximaal 100cm.
Stroefheid van het oppervlak van de hellingbaan R-waarde (DIN 51130): minimaal 10
Richtlijnen voor trap
Een trap is bedoeld voor het overbruggen van niveauverschillen groter dan 2cm. De ITstandaard stelt daarbij de volgende randvoorwaarden:
- Niveauverschillen binnen een object die bereikbaar moeten zijn, dienen door ten minste 1, ook voor bezoekers te gebruiken, toegankelijke trap te worden overbrugd.
- Secundaire trappen en/of brand-/vluchttrappen vallen buiten het begrip toegankelijkheid. Indien brand- of vluchttrappen ook als reguliere verbindingstrappen kunnen worden gebruikt, vallen deze niet onder de uitzonderingen en moeten deze voldoen aan de hieronder opgestelde eisen.
- Combinaties van trappen en hellingbanen (zogenaamde "stramps") worden op basis van de ITstandaard als niet toegankelijke elementen gezien en kunnen daarom alleen worden toegepast indien er binnen 50m een bereikbaar en bruikbaar alternatieve hoogteoverbrugging (d.w.z. een trap en hellingbaan/lift) aanwezig is, die wel aan de ITstandaard voldoet.
Daarnaast dienen niveauverschillen die met een trap worden overbrugd, ook kunnen worden overbrugd door een hellingbaan (of lift) binnen 50m van de trap. Indien de locatie van de hellingbaan bij de trap niet zichtbaar is, dient er een verwijzing te worden aangebracht.
Eisen voor uitvoering
Stootborden:
- Bij voorkeur in gesloten uitvoering (transparant toegestaan) over de breedte van de trap.
- In ieder geval ter plaatse van de loopzones (= strook met een breedte van 600mm, hart van de strook op 400mm van de leuning.
- Bij tegenlicht bij het omhoog lopen (bijv. van een gevelkozijn achter de trap): gesloten uitvoering over de gehele breedte van de trap, niet transparant.
Bij een aantrede kleiner dan 300mm dient er een trapneus aanwezig te zijn, dit is het overlappend stukje traptrede boven elke aantrede. Deze meet 2 - 3cm op de onderliggende trede.
Treden met aaneengesloten oppervlak niet transparant (of rooster uitvoering) en met een stroef oppervlak.
Optrede maximaal 185mm
Aantrede: 1 x aantrede + 2 x optrede = 600 - 700mm (gemeten op de looplijnen). Bij verdreven trappen of Engelse trappen betekent dit dat zowel de binnenste looplijn als de buitenste looplijn moet voldoen aan deze maat.
Alle aantreden van een trap moeten (gemeten op de looplijn) dezelfde maat hebben, dit geldt ook voor alle optreden. In woningen zijn trappen met kwarten toegestaan.
Trapbreedte (gemeten tussen leuningen) bij trappen van minimaal 100cm stijghoogte is 120cm (90cm in woningen).
Trapbreedte (gemeten tussen leuningen) bij trappen kleiner dan 100cm stijghoogte is 90cm.
Vrije hoogte boven een trap minimaal 230cm.
Bordes minimaal 120 x 120cm (in woningen 90 x 90cm) onder en boven elk trapsegment.
Leuning aan ten minste 1 zijde van de trap, bij voorkeur aan weerszijden van de trap.
Leuning geschikt voor - en veilig bij - een belasting (in alle richtingen) van minimaal 500 newton.
Indien de trap onderdeel uitmaakt van een route die voorzien is van een geleidelijn, moet de zijde waar de geleidelijn op de trap aansluit voorzien zijn van een leuning.
Bij trappen breder dan 5m (gemeten tussen de buitenste leuningen) is het sterk aan te bevelen de trap in meerdere compartimenten (met behulp van extra leuningen) op te delen.
Visuele markering (contrastwaarde: LRV1 - LRV2: minimaal 0,3 zie 2 E2.-01) over de volle breedte van de eerste en laatste trede van elk trapsegment zichtbaar in beide looprichtingen. De visuele markering kan ook gerealiseerd worden door de trap een contrasterende (contrastwaarde: minimaal 0,3 zie 2 E2.-01) kleur te geven ten opzichte van de aansluitende vloeren/bordessen.
Minimale breedte van de markering van de treden (gemeten in de looprichting): 20mm
Bij trappen breder dan 2,4m (gemeten tussen de leuningen): visuele markering (contrastwaarde: minimaal 0,3 zie 2 E2.-01) van de overige treden over minimaal 400mm (gemeten vanaf de zijkant van de trap ter plaatse van de leuningen), zichtbaar vanuit beide looprichtingen.
Richtlijnen voor trap- en hellingbaanleuning
In basisscholen en andere plaatsen waar verwacht kan worden dat er veel kinderen gebruik maken van de trap, moet ook een leuning op kinderhoogte worden aangebracht. Hoogte 65 tot 70cm + trede (hoogte gemeten loodrecht van voorkant aantrede tot bovenzijde leuning).
Leuning aan ten minste 1 zijde van de trap of hellingbaan, bij voorkeur aan weerszijden.
Indien de trap en hellingbaan onderdeel uitmaken van een route die voorzien is van een geleidelijn, moet de zijde waar de geleidelijn op de trap/hellingbaan aansluit voorzien zijn van een leuning.
Eisen voor uitvoering
Positie leuning 85 - 90cm + trede (hoogte gemeten loodrecht van voorkant aantrede tot bovenzijde leuning).
Omtrekmaat van de (over de lengte van de leuning) vrij te omvatten deel van de leuning 12 - 18cm.
Het te omvatten deel moet over de gehele lengte van de leuning obstakelvrij zijn.
Maximale breedte (bij rechthoekige leuningen) 10cm.
In de omtrek van de leuning moet aan de onderzijde ten minste 1 verjonging aanwezig zijn tussen 5mm voor een goede grip (klemmen) van de leuning.
Leuning geschikt voor en veilig bij een belasting (in alle richtingen) van minimaal 500 newton.
Geen scherpe hoeken van het te omvatten deel van de leuning, afrondingsstraal hoeken minimaal 5mm.
Ruimte rondom leuningen voor het vastpakken van de leuning
Leuning steekt ten minste 30cm (horizontaal gemeten) voorbij einde hellingbaan en voorbij eerste en na laatste trede van ieder trapsegment. Hoogte is hier ook 85 - 90cm + vloer.
Uiteinden van de leuning mogen geen gevaarlijk obstakel vormen in de ruimte waar mensen zich aan kunnen bezeren. Beëindigingen van de leuningen zodanig detailleren/vormgeven dat haken (bijv. met een mouw van een jas) wordt vermeden.
ITstandaard en criteria
De richtlijnen die voorgeschreven staan in de ITstandaard zijn te vinden op de pagina van PBT consult
- ITstandaard
Door een account aan te maken kunt u de documenten online bekijken.
Andere standaarden met betrekking tot toegankelijkheid
- NEN-ISO 21542:2021: Building construction - Accessibility and usability of the built environment
- NEN-EN 17210:2021: Accessibility and usability of the built environment - Functional requirements
- NEN 1814:2001: Accessibility of environment, buildings and dwellings
- Bouwbesluit 2012: Met name Afdeling 2.4 - 2.5 - 2.6